Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/148

Deze pagina is gevalideerd
144
JOHANNES VIATOR.
 

»Mijn hand op je voorhoofd, mijn eigen, vreemde, koele, zachte hand. Streelt het haar, de fijne golving over. En houdt gevangen het gebogen oor. Zijn dit niet mijn schatten van liefheid. Liefste! liefste!«

»Je adem gaat zoo stil zijn weg. Weet mij niet, weet mij niet.«

»Zijn alle vensters dan dicht van mijn eigen huis, mijn lief eigen huis, mijn vaderhuis?«

»Ken je mij niet, weet je mij dan niet, Johannes?« —


Bevend zwierf het fijne stemklinken weg met de schemering.

Kwam het vaste, strakke licht.