Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/249

Deze pagina is gevalideerd

vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv

 

XXVIII.

 

Nu ben ik blij, want het zwaarste is gedaan. Wat ik genoemd heb om der wijsheid wille, zal ik nu niet meer noemen. Mijn hart verheft zich.

De tijden zijn niet vervuld, maar ik heb mijnen nood geklaagd en mijnen hoon gesproken. Nu zal ik draggen en volharden in stilte.

Ik zal mijn smarten loochenen en doen als een trotsch gevangene, die zijn ketenen draagt als sieraad en onder beul-slagen zingt.

Door het lichaam van mijn beul zal ik heenzien, heenzingen door zijn smaadwoorden.

En zingen met volkomene toeleg, als ware er pijn noch slavernij, in vrijheid van het mooi der dingen.

Van het mooi der toch gevonden dingen, van de heerlijkheid der Liefde daarin, van Gods groote Liefde daarboven.

Want ik had het niet gedacht, ik had het niet gedacht, maar Gods Liefde heeft op mij geschenen.