En toch met een sterke attentie, als gewaarschuwd door een stil, mystiek aankondigen in deze dingen, een zacht opmerkzaam maken, dat iets Verwonderlijks te wachten staat.
Zooals men, weinig verwachtende, luisteren gaat naar een jong, onbekend virtuoos, — nog ongeloovig bij het even bespeuren van iets zeer ongewoons in zijnen aanhef.
Tot het langzaam begint te dagen, dat deze schijn waarheid wordt, dat dit is werkelijk wonder, werkelijk groot, nimmer zoo gekend. En de onschijnbare speler grooter en bizonder en aanbiddelijk schijnt te worden voor onzen wijder starenden blik, omstraald door den glans der aldoor van hem uitgaande melodiën.
Zoo daagde in dit kalme, deftige, wat somber rustige huis, een glans, — eerst miskend — als de witte gloor der rijzende maan boven ’t kreupelhout. Dan geloofd, — als de vóórgloed van zilverhelle pracht — opgenomen met verblijde bewonderende oogen. Die alles nu gaan gelooven.
Het was een wederzien en een vergeten. Plotseling zag ik weer het schoonste wat de wereld mij gegeven