Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/278

Deze pagina is gevalideerd

vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv

 

XXXV.

 

Vele dingen heb ik meenen te kennen, kennend ze slechts bij name. En als zij dan kwamen, zelf, in helle realiteit, heb ik mij verbaasd, hen niet herkend. En zelf heb ik hen dan eenen naam genoemd.

Nu weet ik dat ik niet ken, wat ik niet zelf eenen naam gegeven heb.

Van hartstocht wist ik den naam door anderen maar, — totdat het gekomen is, het geweldige.

Een vervaarlijk Iets heeft voor mijn oogen gestaan, dat ik mijn slapen greep met mijn bange handen, van ontzetting.

Een vreeselijke spanning heeft mijn wezen bevangen, — een grimmig Ding dat woedde in mijn ziel, — een groote tempeest is over mijnen harte gegaan.

Een gierende vlammenbrand heeft fel aanwakkerend over mij heengeraasd, — straf heeft de storm geblazen — dat mij schudde het gebeente.

Dat mij gierend verwoeien de woorden in het snelle