vvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvvv
XL.
Nu heeft zij, die ik Marjon noemde, zich het sterkst en schoonst geopenbaard. Zij is nu in mijn leven, en ik moet haar geheel bewonderen. Dit was nimmer zoo. Ik erken haar en dien haar. Ik zie haar in mijn leven en toch zuiver schoon. En nu is het of ze niet gediend wil wezen, maar martelt mij alleen.
Mijn dagen gaan om in brandend, lichtmakend, en verhelderend koortsgevoel, — in allerpijnlijkste spanning. Alle gedachten in vuur, een geweldig kampen, een verbitterd geworstel, aldoor, ademloos, rusteloos.
Maar al het kleine is weg, weggevaagd, vertrapt, vertreden in den grooten oorlog. Geen kleine sensueele gedachtetjes, geen laffe neigingen, geen zwakheden — o dit is wat ik begeerde te zijn, maar niet kon, ondanks sterkste wilsinspanning.
Het intellect ziet zeer klaar, wat dit beteekent maar