voor God doet beeven; maar zy leert ons God te ontzien, en te dienen, omdat men hem van harte lief heeft; en zulk eene aandoening is immers altoos aangenaam, ook om dat men, zynen pligt dus doende, tegen veel kwaads veilig is. II. 10, 11. Als de wysheid in uw hart zal gekomen zyn, en de Weetenſchap voor uwe ziele zal lieflyk zyn, zo zal de bedagtzaamheid over u de wagt houden, de verſtandigheid zal u behoeden.
12. V. Moet gy zulk eene Weetenſchap, of deeze Vrees van God hoog achten en beminnen?
A. Zekerlyk, moet ik deeze Weetenſchap, en Vrees zeer achten en beminnen. VII. 4. Zegt tot de Wysheid, gy zyt myne Zuster, en heet het Verſtand uw Bloedvriend.
13. V. Zou ook deeze Vreeze des Heeren eenige nuttige gevolgen hebben?
A. Zekerlyk kan ik uit dezelve
Pagina:Geschenk voor de jeugd vol 001.djvu/20
Deze pagina is proefgelezen
6
zedelessen
onein-