Pagina:Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst sedert de helft der XVIII eeuw vol 1.djvu/11

Deze pagina is proefgelezen

VOORBERIGT.


Hoezeer de Inleiding vóór dit Werk genoegzaam is, om den aard en het ontwerp van hetzelve te doen kennen, hebben wij echter onze Lezers nog het een en ander te berigtcn. In de eerſte plaats zijn wij inzonderheid hun, die daarop ingeteekend hebben, verſlag verſchuldig wegens de vertraging der uitgave van dit ons Eerſte Deel: huisſelijke omſtandigheden van den Heer van eynden, die hetzelve grootendeels ſchreef, zijn daarvan de oorzaak: als de langdurige ziekte en het overlijden van zijne huisvrouw en daardoor veroorzaakte tijdsbehoeften voor uitgeſtelde en opgehoopte bezigheden. Thans geene aanmerkelijke vertraging meer voorziende, hopen wij in ſtaat te zijn, om de twee volgende Deelen in het aanſtaande jaar gereed te hebben. Ten andere betuigen wij allen, die ons door hunne bijdragen wel behulpzaam hebben willen zijn, onzen dank: inzonderheid den Heer tako scheltema, die ons de aanteekeningen gaf van wijlen zijnen oom, den kunstkundigen, naauwkeurigen gerard van nijmegen (1), alsmede de Heeren izaak schmidt (2) en anthonij van den bosch,

(1) Beide deze Kunstſchilders zullen wij in het vervolg nader doen kennen.
(2) Ook van dezen verdienſtelijken man, die te Amſterdam in de beoefening der kunst en onder de verkeering met voorname kunſtenaars grijs werd, zullen wij nader ſpreken, zoowel als van den hupſchen a. v. d. bosch.

wel-