Pagina:Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst sedert de helft der XVIII eeuw vol 1.djvu/12

Deze pagina is proefgelezen
ii
ii
VOORBERIGT.

welken ons het gebruik hunner eigene aanteekeningen toeſtonden, en in welke aanteekeningen wij dan ook hier en daar eenige bouwſtof voor dit Werk gevonden hebben.
Voorts, dewijl dit Werk, uit zijnen aard, voor bijvoegſels vatbaar is, zijn ’er ons, na het afdrukken van dit Deel, eenige voorgekomen, welken wij gemeend hebben hier te moeten plaatſen als: de twee ſchilderijtjes van sebastiaan van heemskerk (zie bl. 104), zijn, volgens nader berigt niet meer in de kunstverzameling van een der Heeren de court te Dordrecht, maar werden door eenen Kunsthandelaar gekocht en zijn naar Engeland overgebragt. Adam dingmans (zie bladz. 117) wordt ook door van gool vermeld als de kunstvriend van cornelis dusart (1). Tusſchen de berigten van jan van de kapelle en johannes vermeer komen witmond, salm en zilvergieter, zeeſchilders, die, gelijk de oude willem van de velde, zeeën, ſchepen en binnenwaters op witte paneelen met het penſeel en zwarte olieverw, even als met de pen teekende, waardoor die ſtukken het aanzien van prenten hebben; doch van geen hunner kwam ons eenig levensbertgt voor. Wegens de lutma’s (zie bladz. 210) kwam ons nog voor een boekje, waarin ſieraden voor Goudſmeden en Beeldhouwers, geteekend door janus lutma de oude, 1654, met eene vrije hand geëtst door jacobus lutma, en uitgegeven bij frederik de wit, te Amſterdam.

(1) Zie van gool’s Nieuwe Schouwburg. Deel II. Bl. 458.

De