Pagina:Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst sedert de helft der XVIII eeuw vol 1.djvu/13

Deze pagina is proefgelezen
iii
iii
VOORBERIGT.

De ſchilderij door gerrit van kuck, van welke wij op bladz. 227 ſpreken, is ſedert onder de nagelatene kunstverzameling van wijlen onzen vriend de Heer h. hoogers, te Nijmegen verkocht; zijnde de naam van g. van rïjck, waaronder die ſchilderij op den Catalogus voorkomt, zekerlijk een drukfout. Aangaande paulus moreelsz wordt op bladz. 229 gezegd, dat de voorletters van deszelfs naam in den voorgevel van de Witte-Vrouwepoort te Utrecht zijn uitgehouwen; de naam van die poort is hier verward met die van de Katharijnen-poort, op welke die letters ſtaan; gelijk men in het vervolg van dit Werk in het berigt van paulus moreelse, zoo als hij eigenlijk genaamd wordt, vinden zal. A. m. de koker wordt door ons als een mannelijk perſoon voorgeſteld (zie bladz. 231), doch vervolgens kwam die ons in eenen Catalogus voor als eene kunſtenaresſe; te vergeefs hebben wij gepoogt, om meer van haar te weten. Op de laatstgenoemde bladzijde wordt ook door ons geſproken van johannes van der nieuwpoort, welligt is het dezelfde, die door houbraken, in het leven van gerard hoet, onder den naam van justus nieuwpoort voorkomt (1).
Wij hebben in dit Werk eenige kunſtenaars geplaatst, waarvan wij niet veel meer dan de namen weten, eensdeels, dewijl toch deze berigten, hoe onvolledig ook, tot onze kunstgeſchiedenis behooren,

(1) Zie houbraken’s Schouwburg. Deel III. Bl. 239.

hoo-