Deze pagina is proefgelezen
Ik heb zoo neerstig opgelet,
om niet één stip te laten
misdrukt zijn; en 't en baat al niet,
ofschoon 't mij moeste baten,
toch dezen keer, zoo dacht ik, in
mijn al te neerstig willen,
't En baatte niet: om beterzijn,
ten naasten keer, ga 'k — brillen.
om niet één stip te laten
misdrukt zijn; en 't en baat al niet,
ofschoon 't mij moeste baten,
toch dezen keer, zoo dacht ik, in
mijn al te neerstig willen,
't En baatte niet: om beterzijn,
ten naasten keer, ga 'k — brillen.