Deze pagina is proefgelezen
DUIVEN.
Klap-klap-klap,
m'n dertien duiven
slaan hun vlerken, de eene op de aâr;
klap-klap-klap,
m'n dertien duiven
slaan hun vlerken, de eene op de aâr;
klap-klap-klap,
doen ze, van mijn dak mij daar.
Klap-klap-klap,
ze spelevaren,
rinkelroeiende, altemaal;
klap-klap-klap,
van harentaren,
ommentom, in éénen haal.
ze spelevaren,
rinkelroeiende, altemaal;
klap-klap-klap,
van harentaren,
ommentom, in éénen haal.
Klap-klap-klap,
ze zijn daar weder;
hoort ge vlug hun vlerken slaan?
Klap-klap-klap,
ze vallen neder,
beetende op mijn dak, voortaan.
ze zijn daar weder;
hoort ge vlug hun vlerken slaan?
Klap-klap-klap,
ze vallen neder,
beetende op mijn dak, voortaan.