Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/108

Deze pagina is proefgelezen
 

De Leye, die daar stille ligt,
  het water in de beken
    is rood voortaan;
terwijl, van top tot tee'n, mij als
  van ‘t morgenrood ontsteken
    de boomen staan.

Het schemert hooge en leege nu,
  en, diepe in ‘s hemels gronden,
    vandage staat,
beneên dien witten zonnedoek,
  in ‘s middags hooge stonden,
    de dageraad.

KORTRIJK, 8—9/3 '98.