Deze pagina is proefgelezen
Voorbij, zoo valt een striepken licht,
een valsterre, over 't aangezicht
des hemels, en 'k en zie daarvan
geen speur, eer zesse ik tellen kan.
Voorbij o God, u uitgespaard,
gaat 't al voorbij en tendenwaard,
gaat al dat is of was voorbij:
Gij zijt alleene en blijft God, Gij!
gaat 't al voorbij en tendenwaard,
gaat al dat is of was voorbij:
Gij zijt alleene en blijft God, Gij!