Deze pagina is proefgelezen
De zonne grijpt al vaster nu
de trappen aan des luchtgebouws:
ter zege vaart ze, hooge en blij;
geen boom die heur weêrbarstig zij!
de trappen aan des luchtgebouws:
ter zege vaart ze, hooge en blij;
geen boom die heur weêrbarstig zij!
Zij giet, dat elk het merken mag,
bij geuten, vier en werkzaamheid
den bosche in: dweersche balken gaan,
vol speitend licht, den bodem slaan.
bij geuten, vier en werkzaamheid
den bosche in: dweersche balken gaan,
vol speitend licht, den bodem slaan.
Het mosch, het loof, het blinkend hout,
de takken, zware of lijze, loopt
zij lustig laven: — heerlijk is
verwonnen weêr de duisternis.
de takken, zware of lijze, loopt
zij lustig laven: — heerlijk is
verwonnen weêr de duisternis.
Verwonnen zij de dood, en al
dat duisternisse of boosheid heet,
door 't Licht van U, die, tallertijd
verwinnende, onverwonnen zijt!
dat duisternisse of boosheid heet,
door 't Licht van U, die, tallertijd
verwinnende, onverwonnen zijt!
5/9/'95.