Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/210

Deze pagina is proefgelezen

NIEMANDSVRIEND


GE 'n weet niet, die, in stad gewend
te wonen, maar Gods koorne en kent
  wanneer het, brood bedegen,
en voedzaam, u wordt voorgeleid,
hoe heerlijk is de uitwendigheid
  van 't groene, langs de wegen.

Van 't groen, dat hooge en leege groeit;
van 't groen, dat in de weiden bloeit;
  van vogelvitse en krokke:
van wegbree, murke en roozewied;
van onderhave en retse en riet,
  van distel en van dokke .

Ach distel, ik en kende maar
van zeggenswege uw streuvelhaar;
  ik liet mij, van die 't zeiden,
verwittigd zijn, in ' t akkerland,
  dat ge overal de kroone spant,
om onraad uit te breiden.

'k En kende u niet en, bovendien,
'k en zocht u van nabij te zien,