Deze pagina is proefgelezen
rossen lagen
neêrgeslagen,
vielen vóór het autaarvier,
zwolten in hun bloed, alhier.
neêrgeslagen,
vielen vóór het autaarvier,
zwolten in hun bloed, alhier.
Neen, en valt geen' valsche goden,
schoone peerden, meer ten zoen;
dient den mensche, en laat de menschen,
die gij dient, geen' dere u doen.
Die u, hingstdier, moegesmeten,
zonder eten
kan vergeten,
zulk een mensch, na mijnen zin,
zelve een dier is, meer noch min.
schoone peerden, meer ten zoen;
dient den mensche, en laat de menschen,
die gij dient, geen' dere u doen.
Die u, hingstdier, moegesmeten,
zonder eten
kan vergeten,
zulk een mensch, na mijnen zin,
zelve een dier is, meer noch min.
God en doemde u niet ten kwade,
God en hiet u kwellen ooit;
zij de krebbe u wel voorzien, en
zij de stal u wel gestrooid:
helpt de boeren, helpt de sterken,
neerstig werken:
op uw' vlerken,
vliegt den wind voorbij, en dan,
haalt er eere en haver van!
God en hiet u kwellen ooit;
zij de krebbe u wel voorzien, en
zij de stal u wel gestrooid:
helpt de boeren, helpt de sterken,
neerstig werken:
op uw' vlerken,
vliegt den wind voorbij, en dan,
haalt er eere en haver van!
«Horsenvleesch en zult gij eten, »
geldt het nu nog, hier en daar:
« want, het bloedde vóór den afgod ! »
Vroeger was dit zeggen waar:
zijn die dagen lang verleden,
geldt het nu nog, hier en daar:
« want, het bloedde vóór den afgod ! »
Vroeger was dit zeggen waar:
zijn die dagen lang verleden,