Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/255

Deze pagina is proefgelezen
In 't heerlijk zonnenveld,
dat donker wordt omhooge,
en langzaam donkerder
en dieper, staan ten tooge,
  geschreven, zwart op goud,
  een bende reuzen groot:
  het eindloos boomenvolk,
  in 't eindloos avondrood.

Beziet mij haastig nu
die schoonheid! Neder nijgen
de duisternissen: 't veld,
het vee, de vogels zwijgen;
  het nauwt, in 't westen; nog
  een tijdtje, en, doodgedaan,
  zal al die heerlijkheid
  gedekt en donker staan.

21/10/'96.