Deze pagina is proefgelezen
en, uit de banden
des levens teeg, en tuide 't, ja,
uw hemelzuchtig zielken, na,
in zoeter' landen.
des levens teeg, en tuide 't, ja,
uw hemelzuchtig zielken, na,
in zoeter' landen.
Ei! treurende, om u henen, zag,
in waanzin en in rouwbeklag,
ik hopeloozen,
die, schuwende uw aanschouwen zoet,
verleenden u nen laatsten groet,
en valsche roozen.
in waanzin en in rouwbeklag,
ik hopeloozen,
die, schuwende uw aanschouwen zoet,
verleenden u nen laatsten groet,
en valsche roozen.
Gij zaagt ze, en wierpt uwe armen uit,
dien droeven keer, en spraakt zoo luid,
uw laatste bede:
« Och gij toch ― ai, 'k en kan niet meer! ―
bemint Dien ik beminne, aleer
ik sterve, mede! »
dien droeven keer, en spraakt zoo luid,
uw laatste bede:
« Och gij toch ― ai, 'k en kan niet meer! ―
bemint Dien ik beminne, aleer
ik sterve, mede! »
Ze ontsprongen 't! Neen, beloven iet
en zouden ze, of een eindverdriet
u sparen! 't Sterven
was nakende, en gij gingt aldus,
beroofd van al, den liefdekus
des Heeren erven.
en zouden ze, of een eindverdriet
u sparen! 't Sterven
was nakende, en gij gingt aldus,
beroofd van al, den liefdekus
des Heeren erven.
Ik zag uw lijk : vol blommen lag 't
en kroonen! Op uw' wangen zacht,
en kroonen! Op uw' wangen zacht,