Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/319

Deze pagina is proefgelezen

Slapende botten

  Ten halven afgewrocht,
ontvangen, niet geboren;
  gevonden algeheel,
noch algeheel verloren,
  zoo ligt er menig rijm
  onvast in mij, en beidt
  den aangenamen tijd
van volle uitspreekbaarheid.

Zoo slaapt de botte in 't hout,
  verdonkerd en verdoken;
geen blomme en is er ooit,
  geen blad eruit gebroken;
maar blad en blomme en al,
  het ligt erin, en beidt
den dag, den dageraad ...
  de barensveerdigheid.


Solitudo

Geen mensch mij aan en schouwt, en ik
aanschouwe, alommentomme,
  u, hooge hemelblomme,
u, water, wolken, gers en groen ;
u, koe en kalf ; u, hond en hoen ;
  u, peerden, peerden, peerden...
u, Schepselen, een en al, verblijd,
aanschouwe ik, die God lovend zijt,
  en dankend, op der eerden!