Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/338

Deze pagina is proefgelezen


Eeuwig, ende tallen dagen,
  staat het woord des Heeren pal,
dat elkeen zijn kruisken dragen,
  wilt of nilt hij, moeten zal.

Den hoogen hemelkom
  zie 'k, overhoofd,
bezijden, vóór en na
  mij, neêrgebogen.

De daverende
zonne danst
en dingelt op de
   daken.

De zonne zit
en steekt mij, in
den hals, met al
  heur' krachten.

o Heide-, heide-, heideveld,
hoe heerlijk is het ongeweld
van.... altijd, altijd, altijd voort,
uw blommenzee!.... en zonder boord!