Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/87

Deze pagina is proefgelezen
     De stierman op
     z'n sterren past,
     en 't visschervolk
     is naaldevast!

En hoort gij niet hoe, gram en grouw,
de wulven en de beren huilen;
en smakken, om uw schamele schuit,
hun' diepe en donkere watermuilen?

     'k En vreeze, in dit
     mijn akkerland,
     noch berentee
     noch wulventand!

  Den walvisch, hoe en vreest gij niet,
matroozen; en de haaientanden?
  En 't ongruw zonder name, dat,
bij nachte, doet de schepen stranden?

     'k En vreeze voor
     geen ongruw , dat
     al 't diepste van
     de zee bevat!

  En 't vier, dat uit de bergen springt,
hoe 'n vreest gij niet, ontvreesde lieden,
  die noordwaards uwe zeilen zet
en zoekt uw land vaarwel te bieden?