Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/130

Deze pagina is proefgelezen
En hoore ik, eer de doorenhage bleust,
  en gloeiend hangt vol iepen,
  uw' kleene jongskes piepen!

Dan, wakker, oud- en jongen, in de lucht:
  te haast is allenthenen
  het blijde jaar verdwenen!




 

RECHTE NEERWAARTS


Rechte neêrwaards,
ongelenigd,
valt de sneeuw; die,
  blij noch blank,
moze maakt en
moze menigt,
straten verre en
  uren lang.

Koud is 't, schoon de
dagen langen;
en de bijstere
  wolkenlucht
houdt den mensch bij
't vier gevangen,
daar hij schaars de
  vlagen vlucht.

Zal 't dan nooit meer,
moegeknezen,
vrij, mijn hert, van
  kommer zijn?