Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/175

Deze pagina is proefgelezen
 

   Geen kind, geen meisken meer,
   geen' blomme, krank en teer:
  maar sterk, met uw beminden,
zult g' hooger nu Gods wegen vinden.

   o Moederlijk besluit,
   dat breekt ter herten uit,
  o edele mannentrouwe
der ongevalschte vlaamsche vrouwe!

   Verlaat, ja, moet het zijn,
   het herte dat, in pijn
  en wee, u heeft gekregen,
als eersten, blijden huwelijkszegen,

   Verlaat, en zegt vaart wel
   aan hem die vrij en fel,
  u heeft de baan gebroken,
van eer het licht u was ontloken,

   Verlaat... o zuster, neen
   in hem, in hem alleen,
  zult ge altemale ons vinden
en minnen, in den welbeminden,

   Vaart wel, bemint den vriend,
   die heeft uw hert verdiend,
  uw maagdenhert gewonnen,
en leert, als vrouw, hem volgen konnen.

   Als hulpe en toeverlaat,
   hij u ter zijde staat
  en zal u, in 't nadezen,
zoo lief als wij zijn immers wezen.