Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/18

Deze pagina is proefgelezen
Spoeit! Den moor te viere, veerdig
      maar gestookt:
't vroegmaal zij den wakkeren weerdig,
      als hij kookt.

Edel vocht! De zinnen sterken
      zal 't, wellicht;
en in 't brein twee wonderen werken:
      vier en licht!




DE ZONNE ALREEDE IS OPGESTAAN


Jam lucis orto sidere...


De zonne alreede is opgestaan,
den Heere laat ons bidden gaan,
opdat wij, tot den avondzang,
volherden vrij van zonde, en vrank.

Hij breidele onze tongen wel,
zoo 'n zal geen tweedracht twisten fel;
Hij wende ons af van elk aanschouw,
dat 't licht der oogen schaden zou.

Onze herte zij van binnen reen,
't en zitte onwerkzaam nooit geen een;
getemd zij 't vleesch: ontembaar is 't
dat nimmer ate of drank en mist.

Wanneer het licht omnedergaat,
en weêr de nacht vol sterren staat.
zoo zullen 's Heeren lof wij toen,
van zonden vrij, weergalmen doen.