Deze pagina is proefgelezen
Van Hem die zon
en mane miek,
die kruid en loof liet groeien;
van Hem, dien wij,
vol schoonheid, in
elk blommeken zien bloeien.
en mane miek,
die kruid en loof liet groeien;
van Hem, dien wij,
vol schoonheid, in
elk blommeken zien bloeien.
Verrukkend is ‘t,
den wierookwalm,
in ‘t morgenvier der vensteren,
te volgen, op
zijn' hemelbaan,
doorlaaid van duizend gensteren!
den wierookwalm,
in ‘t morgenvier der vensteren,
te volgen, op
zijn' hemelbaan,
doorlaaid van duizend gensteren!
Daar huivert, on-
weerstaanbaar, iets
in ‘s menschen merg en midden,
dat hemelwaards
de ziele haalt,
dat knielen doet en bidden!
weerstaanbaar, iets
in ‘s menschen merg en midden,
dat hemelwaards
de ziele haalt,
dat knielen doet en bidden!
O GULDEN HOOFD
o Gulden hoofd der blijde zonne,
volheerlijke, altijd nieuwe bronne
van levenskracht;
wie heeft u in die blauwe streken
het brandend voetspoor uitgesteken
en voortgedacht?
volheerlijke, altijd nieuwe bronne
van levenskracht;
wie heeft u in die blauwe streken
het brandend voetspoor uitgesteken
en voortgedacht?