Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/239

Deze pagina is proefgelezen
Gebenedijdt al 't geen hem kan
verblijden en versterken,
zijn edele vrouw, zijn kinderen en
de kinderen zijner werken!


 
  Hebt gij Tinel,
Edgar Tinel gezien,
gezien, gehoord, gesproken?
  En heeft hij u
dat overstoflijk brood
van zang en spel gebroken,
  op zijn clavier?
En heeft hij dit clavier,
bij felle meesterstreken,
  schier levend doen
zijn woord, zijn hert, zijn' ziel
  en zijn gedacht uitspreken?
  Hebt gij Tinel,
Edgar Tinel gezien,
gezien en hem verstanden;
  en zijt gij niet
meer mensch weer opgestaan,
van onder zijne handen?
  Vereert ze dan,
vereert de kunst in hem,
de Godlijke, en buigt neder
  voor God, dien al
dat kunst of kunstnaar is
terugbeeldt en geeft weder.