Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/31

Deze pagina is proefgelezen
Daar leze ik in, wanneer de menschen slapen,
en de Engelen, om end om mij wakend staan;
daar plege ik liefst van al naar school te gaan;
daar zoeke ik ware wijsheid in te rapen,
  en zulke 'n wetenschap, die mij vereent
  met Hem, die al dat leeft het leven leent,
   en doet zijn' naam bekend,
   in 's hemels firmament!

't Is daar dat de oude volkeren henenschouwden;
dat de eerste temmers van den wereldstroom,
vol duisternis, vol bangigheid en schroom,
hun vaartuig en hun leven op betrouwden.
  Zij haafden en zij wisten! Dat alleen.
  zij mijne zeekaarte; anders geen'
   en zij mij ooit bekend
   aan 's hemels firmament!




O NACHTLIJK DUISTER

o Nachtlijk duister, hupsch gesierd,
wanneer de maan heur beêvaart viert,
en kijkt naar mij, die kijkt naar haar,
alsof zij mage en vriend mij waar'!
Dan, is 't alzoo of 'n is 't, o maan,
'k heb 't altijd ik alzoo verstaan.

Het wekt mijn herte omhoogewaard,
uw schip, dat deur de wolken vaart;
en lichtend, half of heel voltooid,
den hemel mij op de aarde strooit:
met u zoo wil ik spelen gaan,
o varend licht, o blanke maan!