Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/40

Deze pagina is proefgelezen


I

Zoo de blåren,
die verdorden,
is het nieuwjaar
oud geworden:
God alleene, on-
menigvoud,
altijd nieuwe en
altijd oud,
zal van de oude en
de andere dagen,
die gij leeft, eens
reden vragen.


 
Een heilig einde, een goed begin,
dat geve u God, jaar uit jaar in,
'k wil zeggen, — in een woord gezeid, —
zoo nu zoo altijd: Zaligheid!