Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/45

Deze pagina is proefgelezen
Dan wil ik uw huis verlichten,
  zonneklaar
en u nog een liedtje dichten,
  't naaste jaar!


't Oud jaar is weêr afgeschoten
en voor eeuwig neergeveld:
alderbeste Kunstgenoten,
eer ge uw' voet in 't nieuwe stelt,
wilt een oogenblikske wachten,
tot dat ik, uw knape, u schiet,
geen' gevlerkte pijlenschachten,
maar een nederig nieuwjaarlied.

Al zoo hooge als de oppergaaien
wenschte ik dat, geheel dit jaar,
moge uw gilde bovenkraaien,
gildemans en knaap te gaar.
'k Wensche u prijzen bij de machte,
vreugd en deugd den vollen dag;
en dat 't slapen u bij nachte
't moede lijf verkwikken mag.

Dat Sint Jooris altijd wake
over uw voorspoedigheid,
en elkeen den nekke krake
die u rampen toebereidt.
Ach, Sint Jooris, wilt ook zorgen
voor den knape Parmentier,
als hij dorst heeft, zonder borgen,
dat hij krijge een teuge bier!