Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/52

Deze pagina is proefgelezen
Zijn' boorden beruwrijmd,
  is 't ijfteblad eer
een blomme als een blad nu,
  geen ijfteblad meer.

't Gestreuvelde sperhoofd,
  wel tien jaar veroud,
en gister nog zwart, is
  nu peper en zout.

De stilstaande boomen
  zijn, witter als wasch,
verwenscht en veranderd
  in boomen van glas.

Vol sprieten van boven,
  gevlerkt en gevlugd,
die wijzen, lijk vingers,
omhooge in de lucht.

Besponnen van onder
  vol netten, die, fijn,
van 't een hout in 't ander
  gespellewerkt zijn.

Zoo versch ligt de ruwrijm,
  zoo helder, als ooit
viel, versch uit den hemel,
  eens manna gestrooid.

Zoo lief ligt de ruwrijm
  op 't gers dat die moet
verzetten, voorzichtig
  verzet zijnen voet.