Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/53

Deze pagina is proefgelezen
Krystalen woestijne,
  vol wonderen, vergunt
me eene ure uw genot nog:
  och arme, ge en kunt!

De zonne is gerezen,
  de wreede, zij velt
omleege al uw schoonheid,
  o wintersch geweld!

De boomen, ze treuren,
  van alles ontbloot:
een boodschap, och arme, en
  een beeld van de dood!

En dagen en maanden
  zal 't lijden weêrom,
eer 't leven en licht is
  en blad hier, en blom!




 

BONTE KRAAIEN

Bonte kraaien, waar, och armen,
kunt gij, voor uw' taaie darmen,
  voedsel vinden, worme of slek,
  in dit daaglijksch broodgebrek?

Eerde en water zijn gesloten,
overal ligt snee' gegoten;
  en, 'k en zie geen mensch die ooit
  kaf voor u of kooren strooit.