Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/59

Deze pagina is proefgelezen
 

Is iets in hem nog, dat men eerbaar zwichten
of sparen zal? Zijn daar nog menschenplichten,
     ten aanzien van 't gedrocht
dat, wreed, ondankbaar, zoekt, met scherpe tanden,
te bijten in de zoete zusterhanden
     van die hem 't leven brocht?

Ha! Mensch zijn is iets meer als 't gene ons de oogen.
en 't ondervinden van de zinnen toogen:
     een ziel, dat is hij meest
die mensch is; die de dood zal eeuwig trotsen,
oneindig vaster als de vaste rotsen,
     onsterfelijke geest.

En ligt de wankele steê waarin hij waarde,
die geest, vernederd tot in 't stof der aarde,
     't onsterfelijk bewind
der edele ziele blijft door God geveiligd,
en bij den medemensch uw naam geheiligd,
     o schepsel Gods en kind!

Dat is de reden van uw koen bedrijven,
dit deed u vijftig jaar getrouwig blijven,
     o zuster, naast dien tak
van 't menschdom, die, gescheurd bij stormend weder,
gescheurd door Adams schuld, eilaas, omneder
     en uit de kroone brak.

o Vijftig jaar getrouwe aan zulke plichten,
wie zal den weerden lof uws lijdens dichten;
     wie zal u doen verstaan
bij dezen die, gerust en roekloos, volgen
den wereldstroom, waarin zij, meegezwolgen
     ten diepen afgrond gaan?