Deze pagina is proefgelezen
o Laat ze, en blijft, om God, het menschdom helpen;
de wonden die het draagt, uit meêlijen, stelpen;
en eeuwig is de kroon,
die vijftig jaren dienst bij zijne kranken
u geven zullen: God zal zelve u danken!
zal zelve zijn uw loon!
DE ZEVEN HOOFDZONDEN
I
Qui se exaltat...
Hooveerdig ras der menschelingen,
wie zal in u 't bekennen dwingen,
dat al hetgeen gij zijt, in schijn,
toch niets en is als kleene zijn?
wie zal in u 't bekennen dwingen,
dat al hetgeen gij zijt, in schijn,
toch niets en is als kleene zijn?
Aanschouwt omhoog de hemelpanden,
het werk van Gods hoogweerde handen;
aanschouwt de zee, dat groot geweld:
wat zijt gij, daar nabij gesteld?
het werk van Gods hoogweerde handen;
aanschouwt de zee, dat groot geweld:
wat zijt gij, daar nabij gesteld?
Aanschouwt en ziet de zonnewagen
in alles licht en leven dragen:
wat zijt gij, mensch, de zonne omtrent?
Een stervend stofke, en stekeblend!
in alles licht en leven dragen:
wat zijt gij, mensch, de zonne omtrent?
Een stervend stofke, en stekeblend!
Het kleenste dier kan lesse u leeren,
of 't minder waar tien duizend keeren
als gij, dien, zoo verbazend groot,
het minste nietje omverre stoot!
of 't minder waar tien duizend keeren
als gij, dien, zoo verbazend groot,
het minste nietje omverre stoot!