Deze pagina is proefgelezen
Aanschouwt de groote hand des Sterken,
in alles wijs en waakzaam werken;
en kent, o mensch, de grootheid van
die al uw grootheid missen kan.
Leert, al te onkenlijk hoog gerezen,
hooveerdig kind, ootmoedig wezen;
leert dalen weêr te grondewaard,
eer ge, afgedonderd, nedervaart.
hooveerdig kind, ootmoedig wezen;
leert dalen weêr te grondewaard,
eer ge, afgedonderd, nedervaart.
En, waart ge groot, leert kleene u achten,
en nederig naar verhooging wachten
bij Hem alleen, die, grootst van al,
dat kleen wilt zijn eens grooten zal!
en nederig naar verhooging wachten
bij Hem alleen, die, grootst van al,
dat kleen wilt zijn eens grooten zal!
o Menschenetend steêgedrocht,
gij slindt bij honderdduizenden
den onbekenden levenstocht
der steewaards in verhuizenden!
o Stad, gij stierft van hongersnood,
gij stierft van levensdorstigheid,
ontbrake u eens dat daaglijksch brood,
ontbrake eens uwe angborstigheid
dat levend landvolk, arme en kleen,
dat uit zijne overvloedigheid
van leven, laaft uw dor gebeen,
o stad, en uw' hoogmoedigheid!
gij slindt bij honderdduizenden
den onbekenden levenstocht
der steewaards in verhuizenden!
o Stad, gij stierft van hongersnood,
gij stierft van levensdorstigheid,
ontbrake u eens dat daaglijksch brood,
ontbrake eens uwe angborstigheid
dat levend landvolk, arme en kleen,
dat uit zijne overvloedigheid
van leven, laaft uw dor gebeen,
o stad, en uw' hoogmoedigheid!