Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/64

Deze pagina is proefgelezen
 

Aanschouwt, geklept dat 't schaduw geeft,
  die mooie jans gelogen,
hoe elk nu angst en onrust heeft,
  om 't vrouwvolk na te pogen!

Sa, rokt u wijd en dempt dat haar,
  dat wilt uw' lipkens eeren;
of, zijt gij mans, zijt mans voorwaar,
  geen mans in vrouwenkleeren!




II

Heer Schimmelpenninck weet van sparen:
jaren at hij boter, vleesch noch visch!
        Dat erger is,
Heer Schimmelpenninck is in 't geven
even milde of waar 't een varwe koe,
        en nog niet toe.
Nochtans heeft hij veel geld gewonnen,
tonnen gouds: hij voerde koopvaardij,
        en kocht daarbij
het goed te Schimmelpenninckhoven,
boven d'honderd-vijftig bunder groot...
        en, gaat hij dood,
wat zal heer Schimmelpenninck hebben?
Rebben, rompe en al in 't graf geleid,
        plus de eeuwigheid!




III

Ik heb dat huis gezien,
vol armen en vol beenen;
vol borsten, buiken; vol