Pagina:Gezelle, Tijdkrans I en II (5e druk, geen datum).pdf/73

Deze pagina is proefgelezen
Audaces fortuna juvat.
Dom en dwaas gedolven,
ligt zoo menig ponke zwaar,
gave en goede guldens,
dorre en dood, in de eerde daar.

Baten ofte boeten,
dat en doen zij niemand iet;
en, die zouden moeten
delven, die en durven niet.

Doen! Dat elk een deelken
dede, een duimken, frisch en goed;
een en kan 't niet al doen:
t'zaamgedolven, 't zal en 't moet!

Op dan, al die durven,
dit is vlaamsch en dat latijn:
delft, — fortuna juvat
al die durven dapper zijn!




VROEG


„Vroeg uit, vroeg onder dak,
is gezond en groot gemak.”




Vroeg op weg, traagskes varen,
helpt en tijd, en rampen sparen.