Pagina:Grondwet van Suriname (1992).pdf/32

Deze pagina is proefgelezen

Artikel 13

Het burgerlijk en handelsrecht, het burgerlijk en militair strafrecht en de rechtspleging worden bij wet geregeld in algemene wetboeken, behoudens de bevoegdheid van de Wetgevende Macht om bijzondere onderwerpen in afzonderlijke wetten te regelen.

TWEEDE AFDELING
DE RECHTERLIJKE MACHT

Artikel 133

1. De Rechterlijke Macht wordt gevormd door de President en de Vice-President van het Hof van Justitie, de leden en de ledenplaatsvervangers van het Hof van Justitie, de Procureur-Generaal bij het Hof van Justitie en de overige leden van het Openbaar Ministerie, alsmede de andere rechterlijke ambtenaren, die de wet aanwijst.

2. De wet kan bepalen dat aan de werkzaamheden van de Rechterlijke Macht mede wordt deelgenomen door niet tot de Rechterlijke Macht behorende personen.

3. De President, de Vice-President, de leden en de ledenplaatsvervangers van het Hof van Justitie vormen de Rechterlijke Macht met rechtspraak belast.

Artikel 134

1. De kennisneming van de berechting omtrent alle rechtsgeschillen, tenzij de wet een andere rechter aanwijst, is opgedragen aan de Rechterlijke Macht.

2. De oplegging van wettelijk bepaalde straffen en maatregelen, is eveneens opgedragen aan de Rechterlijke Macht met rechtspraak belast, behoudens door de wet te bepalen uitzonderingen, welke ten aanzien van vrijheidsstraffen alleen betrekking kan hebben op het straf- en tuchtrecht van militairen.

Artikel 135

1. De wet kan de beslissing van rechtsgeschillen, niet uit burgerrechtelijke betrekkingen ontstaan, aan administratieve rechters opdragen. De wet regelt de wijze van behandeling en de gevolgen van de beslissingen.

2. In de gevallen als in het vorig lid bedoeld kan ook het administratief beroep worden open gesteld. Dit beroep sluit de bevoegdheid van de Rechterlijke Macht slechts uit voor zover dit uit de wet voortvloeit.

Artikel 136

1. Alle rechterlijke beslissingen behelzen de gronden, waarop deze zijn gewezen en in strafzaken tevens de aanwijzing van de artikelen van de wettelijke regelingen waarop de veroordeling berust.