Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922).djvu/16

Deze pagina is gevalideerd


Artikel 55.

1. Door den Koning worden algemeene maatregelen van bestuur vastgesteld.

2. Bepalingen, door straffen te handhaven, worden in die maatregelen niet gemaakt dan krachtens de wet.

3. De wet regelt de op te leggen straffen.

Artikel 56.

De Koning heeft het opperbestuur der buitenlandsche betrekkingen.

Artikel 57.

De Koning tracht geschillen met vreemde Mogendheden op te lossen door rechtspraak en andere vreedzame middelen. Hij verklaart geen oorlog dan na voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal.


Artikel 58.

1. De Koning sluit en bekrachtigt alle verdragen met vreemde Mogendheden.

2. Tenzij de Koning zich de bevoegdheid tot het bekrachtigen van het verdrag bij de wet heeft voorbehouden, wordt een verdrag niet bekrachtigd, dan nadat het door de Staten-Generaal is goedgekeurd.

3. Toetreding tot en opzegging van verdragen geschiedt door den Koning alleen krachtens de wet.

4. Andere overeenkomsten met vreemde Mogendheden worden zoo spoedig mogelijk aan de Staten-Generaal medegedeeld.


Artikel 59.

1. De Koning heeft het oppergezag over zee- en landmacht.

2. De militaire officieren worden door Hem benoemd. Zij worden door Hem bevorderd, ontslagen of op pensioen gesteld, volgens de regels door de wet te bepalen.

3. De pensioenen worden door de wet geregeld.


Artikel 60.

1. De Koning heeft het opperbestuur over Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao.

2. Voor zooveel niet bij de Grondwet of bij de wet bepaalde bevoegdheden aan den Koning zijn voorbehouden, wordt het algemeen bestuur in naam des Konings uitgeoefend in Nederlandsch-