Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/139

Deze pagina is gevalideerd
124
HEEMSKERCK OP NOVA ZEMBLA
 

weer wat moed om op betere tijden te hopen.

Vijf dagen later was echter het gehaalde drijfhout al weer voor het grootste deel verbruikt; en daar het dien dag fel koud was, raakte 's avonds de brandstof zoo goed als op. Zij zouden morgen dus weer anderen voorraad moeten halen en met schrik dachten zij terug aan den laatsten, moeizamen tocht. Te meer nog omdat de goedige, stille Jan Fransz ook al niet meer mee kon gaan. Want het voorste lid van zijn grooten teen was den armen man afgevroren.

Door tien man werd dan opnieuw een slee met hout gehaald. Wel droegen zij nu, in plaats van klompen, vilten schoenen, die ze uit oude hoeden gemaakt hadden, maar toch, de arbeid viel hun niet minder zwaar dan den vorigen keer.

Zóó droevig was het aan het einde van Februari gesteld.

Maart deed zijn intreê en bracht aanvankelijk eenige verbetering. De zieken die zij hadden fleurden weer op, maar langzamerhand werd het kouder en kouder en zij stortten weer in, omdat zij zich te vroeg vermand hadden. Ja, twee weken later werd het zelfs weer zóó koud, als het nog den heelen winter niet geweest was.

En zij bleven wachten, wachten, of het schip dan toch eindelijk niet eens los zou komen.

Soms zagen ze, na een geweldigen storm, overal open water in zee. Dan hadden zij weer hoop, dan kregen zij weer moed; maar ach, eenige dagen later kwam vaak al het ijs weer naar binnen drijven en daarmee waren moed en opgewektheid ook weer verdwenen.

En zoo, wachtend onder hoop en teleurstelling, ging de tijd zijn gang. De eene dag verliep na den anderen; weken gingen voorbij; Maart was al lang ten einde; ja men leefde al ver in April en nog altijd was het schip niet losgeraakt. Integendeel, het lag, door een aanhoudende opschuiving, nog veel dieper in het ijs, dan vroeger.