Pagina:Heemskerck op Nova Zembla.djvu/47

Deze pagina is gevalideerd
40
HEEMSKERCK OP NOVA ZEMBLA
 

eiland omgezeild te zijn, opnieuw Noordelijk aan, het vaartuig van Heemskerck en Barentsz daarentegen nam zijn koers Noordwestelijk. Spoedig evenwel was Barentsz genoodzaakt, wegens het vele drijfijs, den steven naar het Zuidoosten te wenden.

Ja, het luie leventje van vroeger was lang reeds voorbij. Het was wel degelijk werkdag geworden. Barentsz, Heemskerck en De Veer zaten dagelijks over de kaarten van Plancius gebogen. Dan maakten zij berekening op berekening, dan wezen zij den weg, dien ze al afgelegd hadden en gisten, wat er nog te bezeilen viel. Geen van deze drie kloeke mannen twijfelde er aan, of nú zou het groote doel toch eindelijk bereikt worden, nu zou men spoedig aan het vaderland den weg tot ongemeene welvaart, den weg naar Indië kunnen aanwijzen.

En dat vaste vertrouwen op den goeden uitslag deelde zich onwillekeurig aan de bemanning mee. Allen waren vol moed, en niet één die twijfelde, of de doortocht zou ditmaal gevonden worden. Maar lach en lied waren al lang verstomd. Het volk was stil en ernstig geworden. Alles in dat hooge Noorden kwam hun dan ook vreemd en geheimzinnig voor. Waar zij maar keken, ijs, ijs, overal ijs! In groote bergen dreef het hun statig voorbij. Als glinsterende muren zagen zij het in de verte; als stralende koepels en blinkende daken; een kristallen stad uit een wondersprookje! Soms zagen zij het als tooverachtige grotten van louter edelgesteenten, in den rozigen tint van het rosse zonnelicht. Dan weer als sombere holen en donkere spelonken, die bedreigden met verschrikking en dood. Huiveringwekkend inzonderheid was het, wanneer af en toe zoo'n ijskolossus zich plotseling, zonder zichtbaar werkende krachten, in beweging zette en zich lijnrecht voortbewoog, tot hij even plotseling weer stand hield, als vastgehouden door verborgen reuzenarmen.

En dan, die plechtige kerkhofstilte alom! Want ner-