89
kant uit. Dan maar er op los! met een paar sprongen heeft de waterspin de larve bereikt, en eer deze onraad bemerkt, is hij aangegrepen en heeft hij een knauw beet; de spin zet al zijn acht pooten op den rand om de opening van het huisje, een paar flinke rukken met de kaken en... de larve is er uit, het leege huisje stijgt snel naar boven.
De spin met zijn prooi ook: hij zal zijn lekker hapje daar aan de oppervlakte eens gauw oppeuzelen. Maar daar komt net een gerande voorbij, die ruikt wat en wendt den steven.
"Dat is niet pluis", denkt de spin, "zorg jij voor je zelf, als je honger hebt"; hij duikt met zijn lekkerbeetje onder en zoekt zijn luchtkasteel in het water weer op, met zijn buit verdwijnt hij in zijn zilveren klok.
Haalt ge de plant met die zilveren beker uit het water, dan vindt ge er niets van terug dan een bosje grijs spinsel; de groote spin, als hij niet onder de hand ontsnapt is, blijkt ook niet van zilver te zijn; zijn achterlijf is donzig behaard en muisgrauw. Het was een echt luchtkasteel.
Brengt ge de spin in het aquarium, dan is hij oogenblikkelijk weer het mooie dier van te voren. Al heel gauw begint hij een ijl web in het water te spinnen, haalt wat luchtbellen van de oppervlakte en bouwt opnieuw zijn luchtige woning; met een paar draden belet hij de luchtmassa weer op te stijgen. Komt er in het aquarium niet veel in het net of in de luchtval zelf, dan gaat hij al spoedig op jacht.
Soms behelpt zich deze spin op vreemde wijze; bemerkt gij in uw aquarium een groot, schijnbaar leeg slakkenhuis, dat met de punt naar boven door het water zweeft, of aan den bodem heen en weer wiegelt, dan kunt ge er zeker van zijn, dat onze waterspin daarin zijn domicilie heeft gekozen.
Nadert de winter, dan zoekt hij meestal zoo'n groote slak op, eet zich zat, eigent zich daarna ook het huis toe, verzekert zich tegen inbraak door een dicht gesponnen web