37
door bewegingen van de leden van den spriet naar het eindpunt daarvan wordt gevoerd. Dat eindpunt nu brengt de kever onder den rand van het borstschild, waar de grootste ademshalingsopeningen liggen en vult zoo de luchtbuizen in zijn lichaam, of hij brengt een voorraad lucht naar den onderkant van zijn lichaam, waar een flinke hoeveelheid tusschen de lange, zijdeachtige haren geborgen kan worden.
Sprieten van den spinnende waterkever:
rechts in stand van ademhaling.
Die lucht is het, die den buik van den kever onder water verzilvert. Aan geen der elf geledingen van den spriet van een gerande watertor merkt ge iets dergelijks op; ze worden naar het eind toe iets korter; het laatste lid is weer wat verlengd en knopvormig.
Waarom nu de pikzwarte op zoo'n ingewikkelde wijze zijn levenslucht moet binnenhalen, heel anders dan de gerande? Zeer waarschijnlijk staat dat met de ligging der luchtbuisopeningen in verband. Bij den gerande liggen de grootste en de meeste op den rug onder de dekschilden, bij den pikzwarte, zooals gezegd is, aan de onderzijde bij het borstschild. Hoe dit ook zij, ge kunt er zeker van zijn, dat ook hier de levenswijze uitstekend past bij de inrichting van het lichaam.
Me dunkt, ge zult nu al wel iets meer in onze kevers