Pagina:Heimans&Thijsse1896DoorHetRietland1stEdition.djvu/36

Deze pagina is gevalideerd

18

Gewoonlijk jaagt de karekiet dan ook anders. Hij weet, dat hij zich op zijn vliegkunst niet erg verlaten kan. Maar hij kan kruipen en sluipen en klimmen.

 

Een zweefvlieg.
Syrphus balteatus.

 

Daar zit een dikke zweefvlieg zich te zonnen op een afhangend rietblad. Karre ziet hem en zacht vliegt hij naar de stengel. Niet recht op de vlieg af; neen, hij komt een paar voet lager terecht en grijpt de stengel. Maar zóo heeft hij zijn vaart berekend, dat het riet in het geheel niet schokt; gij hebt de tip van de twee meter hooge stengel niet zien verroeren, en de ongelukkige vlieg heeft niet de minste dreuning bespeurd, die hem kon verraden dat daar, eenige decimeters onder hem, een wezen zit, die het op zijn leven gemunt heeft.

De karekiet strekt een poot uit, grijpt de stengel een eindje hooger en trekt snel de tweede bij — weer zonder dreuning. Dan komt een vrij eindje stengel — de vogel zit weer een palm hooger. Dat is zoo snel in zijn werk gegaan, dat gij de beweging niet eens gezien hebt.