Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/148

Deze pagina is niet proefgelezen

130

water, dat verder afvloeit naar een lage plek bezijden de weg, even voorbij ’t huis, waar het een plas vormt, die door een groote bremstruik (Sarothamnus) voor al te snel uitdrogen behoed wordt. Hier komen de vogeltjes, om te drinken en te baden, want in ’t heele bosch van honderden hektaren groot, is nergens anders water te vinden, dan hier en in twee kolkjes aan de voet van de Montferlant. Dan zijn er nog drie bronnen of putten, maar die zijn nu alle droog of verstopt.

Natuurlijk laat ik mijn teekenwerk in de steek. Eerst pomp ik de plas wat voller — dat werd na dit oogenblik dagelijksch werk — en dan steek ik de weg over, gewapend met mijn binocle en ga languit liggen in ’t gele mos onder de twaalfjarige dennetjes, wachtende op de dingen, die komen zullen.

En ze laten niet op zich wachten. Om mij heen wordt het langzamerhand levendig. "Die man slaapt; dat doen de menschen altijd ’s middags in de zomer, als ze buiten zijn”, heeft een wijze roodborst stellig gezegd, want de vogels doen nu, alsof ik er heelemaal niet was. Eerst de wijze roodborst. Die roept "Snikkerekik” en "Snekkerekek” antwoordt zijn vrouw en dan "Snikkikt” er nog wat in de naalden. De man fladdert over de weg naar de waterplas en begint te roepen en dan vliegen voor en na vier kleine grauwe, donzige roodborst-kindertjes naar ’t water toe. ’t Lijken net winterkoninkjes, maar ze zijn rosser en hun snavel is lijnrecht. Een neemt er een zandbad, een ander wipt in de bremstruik, de beide anderen drinken even en hippen dan keuvelend langs ’t water in druk gesprek met elkander en met de ouden, die stellig allerlei roodborsten- wijsheid ten beste geven.

Nu komen andere gasten bad: Pèèh, klinkt het in de lijsterbes, die de pomp overschaduwt. Aan een voor-