Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/25

Deze pagina is niet proefgelezen

19

zeggen, met een heel hoog stemmetje; daar schrok hij zoo van, dat hij het brood en het mes uit de hand liet vallen en opsprong. En ’t vogeltje schrok ook, ’t vloog het raam uit en riep: ""Ik ga weg, ik ga weg, ik ben bang, ik ben bang.""

Mijn vader maakte, dat hij het vreemde huis uit kwam; hij zag de man en de geit niet meer. Zoo hard hij kon, stapte hij de struiken weer door, ’t was er nog brandend heet en mijn vader was heel blij, toen hij in de verte een groep zware dennen zag. Hij liet zich doodmoe in de schaduw onder de boomen neervallen, zonder nog te weten waar hij was.

Boven in de top was een ravennest, de ouden kwamen net aanvliegen. Mijn vader keek op en toen hoorde hij de vogels zeggen :

"Die ligt daar gerust te slapen; hij moest eens weten, dat zijn moeder vandaag een zonnesteek heeft gekregen!”

Nu begreep mijn vader ineens, dat hij de vogeltaal ver- stond en dat de zure witte aal, een hazelworm was geweest. Hij was zoo vreeselijk geschrokken van wat hij hoorde en ondervond, dat hij van zich zelven viel en voor dood bleef liggen.

Toen hij weer bij kwam, was ’t al donker, maar de maan kwam net op en mijn vader zag, dat hij de hei en de dennen, waar hij lag, heel goed kende. Hij voelde een verschrikkelijke hoofdpijn en moest overgeven. Toen sneed hij een dikke tak, om op te leunen; zoo kwam hij thuis, en daar vond hij zijn moeder, wit als een laken, voor de deur op de grond liggen. Zij was niet dood, want zij sprak zachtjes allerlei gekke dingen; ’'t was klaar, dat zij ijlde. Mijn vader gaf haar koud water en lei haar natte doeken op haar hoofd en in haar nek, en tilde haar in bed. Zij is er gelukkig nog van opgekomen.