45
Die breede, geel-grijze band op de donker bronskleurige rug is een kenmerk van de heikikker, zei ik, Vaak evenwel is die teekening niet zoo duidelijk. Een beter onderschei- dingsmiddel is de bijzonder spitse snuit; en een nog beter levert de achtervoet op.
Kijk eens hier; tel maar even zijn teenen. Zes? Ja, dat lijkt wel zoo. De knobbel achter de kleinste teen is wel half zoo groot als die teen zelf. Bij de gewone bruine kik- vorsch, die in alle slooten van ons land zoowel op hoog- en laagveen, als op zand en klei te vinden is, bemerkt ge dit knobbeltje ook wel; maar ’t is zoo klein en slap, dat ge niet aan een zesde teen zult denken, zooals bij deze heikikker in zijn livrei-costuum en bij de groene kik- vorsch. ú
Wel, hebt ge er dan al weer zoo een? Laten we dan eens even hun handjes bekijken.
Een mannetje en een wijfje! Aan het kermend geschrei van die eene herkent ge het wijfje, zonder 't aan te kijken, Gelooft ge me niet? Vergelijk de duimen maar. Mijnheer heeft daar zwarte vleezige plekken, niet aaneengesloten, zoo- als we zooeven bij die eerste bruine kikvorsch opmerkten, maar drie of vier afzonderlijke. Zijn slappe keelhuid is ook al blauw getint; nu zal ’t gauw zomer worden.
Neem ze beide mee voor uw aquarium; misschien krijgt ge eieren en jongen. Dan moeten de ouden dadelijk uit het water; anders leven de jongen niet lang. Ik zou u buitendien niet raden kikvorschen de halve zomer in het aquarium te laten, zooals velen doen; de beestjes vermageren dan en de frissche kleuren verdwijnen. Met de groene gaat het nog, maar deze heikikker zou het niet lang uit- houden, het is meer een land- dan een waterdier. Hebt ge een groot en vochtig terrarium dan is dat een goede verblijfplaats, doch ook slechts voor een paar lentemaanden.