Pagina:Heimans&Thijsse1897HeiEnDennen1stEdition.djvu/74

Er is een probleem opgetreden bij het proeflezen van deze pagina

64

die daardoor open blijft, staan fijne haartjes, die in elkaar grijpen en zoo het blad als met een bandje toeknoopen.


Op deze plek in de tekst zou een afbeelding moeten verschijnen.


Zoodoende kan er wel lucht, maar zoo goed als geen vocht in de holte van het blad geraken. En dit is ook noodig, want aan de binnenzijde liggen (bij h) de huid- mondjes, waardoor het blad adem- haalt en daar neemt het ook voedsel uit de lucht op. Raken deze mondjes van de lucht afgesloten, door water b.v, dus verstopt, dan sterft het blad; droogt de ondervlakte te sterk uit bij droge wind of brandende zonneschijn, dan is het eveneens gedaan met het leven van de plant.

Nu staat op de vlakke, vochtige heide een plant aan allerlei guurheden bloot, waartegen b.v. een boschbloem beschermd is. Luwte is hier meestal niet en schaduw ook niet veel, bovendien staat de heide vaak blank of 's mor- gens en 's avonds hangen er dikke nevels. Tegen deze schadelijke afwisselingen van vocht en droogte nu beschermt het rolblad. De plant kan ademen in een tegen vocht en hitte beschutte ruimte en van elke zonnestraal ongehinderd profi- teeren. We zullen ze straks nog aan verscheidene heiplanten kunnen opmerken, die rolbladeren; maar nergens is de blad- rand zoover teruggeslagen als bij de kraaiheide. Daarom wilde ik u er alvast op wijzen.

Het zonnetje is al mooi aan het dalen en het wordt tamelijk vochtig en kil; we moesten het voor vandaag maar voor afgedaan rekenen. Langs gindsche boschweg komen we in een uurtje bij het station.

De leeuwriken zijn het anders nog niet moe. Ze schet- teren er nog lustig op los.... Wel, is dat schrikken, wat een dier! Een fazant? Neen, het was een korhoen. Hier is het nest; wij hebben de hen opgejaagd. Net een groote,