83
opent, zooals op de teekening te zien is, — en dat gebeurt als er bij droog weer een zacht windje waait, — worden de uiterst fijne en lichte zaden heinde en ver verspreid.
Ge kunt ze zelf kweeken op vochtige insectenturf of in mos onder glas. Aarde is er niet bij noodig, als ge ze met verstand voedert. Ook lukt het wel de plantjes ’s winters in veenmos over te houden. Darwin schrijft in zijn groot boek over vleeschetende planten, dat ze thuis de winter niet overleven en hij elk jaar nieuwe moest zoeken; maar hij heeft zeker te veel omhanden gehad, om er goed op te passen; want ik heb nu al plantjes in een terrarium, die vier jaar oud zijn, en hoe langer hoe forscher worden.
Op deze plek in de tekst zou een afbeelding moeten verschijnen. |
Open vrucht van
Pinguicula.
Een kennis, aan wie ik verleden jaar
een paar plantjes gegeven heb, vertelde
mij zooeven, dat hij ze gewoon in zijn
tuin heeft gezet (Amsterdamsche tuinen
hebben meestal veengrond); en dat ze tot
zijn blijdschap weer opgekomen zijn en
al een stuk of vier, vijf flinke bladeren
gevormd hebben. ’s Winters blijft er een
winterknopje, zoo groot als een erwt, diep
in ’t mos gedoken, zitten; dat knopje be-
staat uit dicht op elkaar gedrongen bla-
deren, een bloem schijnt er zich in de herfst nog niet te
vormen, tenminste ik heb er geen spoor van kunnen vin-
den; die ontstaat wellicht later, in April, om in Mei hoog
op te schieten en zich te openen.
Dat onze pinguicula’s zoo mooi in bloei raken, is ons een wenk, dat het tijd wordt, om weer eens een kijkje op de heide te gaan nemen en wat nieuwe versiering voor het terrarium te zoeken. Onderweg kunnen we samen wat praten.
We zijn in het eind van Mei; de maand is, zooals meestal,