Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/163

Deze pagina is gevalideerd

151

vlinders te krijgen, de bontste van al onze Nederlandsche vlinders, niet smakeloos kakelbont, maar in zachte tinten, die volkomen bij elkander passen.

Evenals atalanta, de pauwoog en de kleine vos blijft deze vlinder 's winters in leven, verborgen in een spleet van een muur, een hollen boom of een dergelijk schuilhoekje. Doch zoodra het weder eenigszins zacht wordt, al is het ook December of Januari, komt hij te voorschijn en dan droomen de nieuwsbladen van een vroeg voorjaar.

De eerste de beste kille vlaag drijft de voorbarige fladderaars weer naar hun schuilhoek terug, totdat de lieve lente ze voor goed bevrijdt, als tenminste een hongerige overal snuffelende mees ze niet voor dien tijd ontdekt en opgepeuzeld heeft. Wanneer dan in Mei de eieren gelegd zijn, waaruit na acht dagen de kleine rupsjes te voorschijn komen, eindigt zij haar vlinderleven. In Juli zijn dan de nieuwe vlinders ontwikkeld en deze geven weer het aanzijn aan het geslacht, dat overwinteren moet—net als bij de verwante Atalantakapel.

Dikwijls vindt men in Juli of Augustus aan de distel bladeren, die erg geschonden zijn. De harde, witte rand is geheel onaangetast; maar de boven- of onderzijde is op verscheidene plekken ingevreten, zoodat er op die plaatsen maar een dun huidje overblijft. Dit dunne huidje is onverteerbaar; ook het andere vliesje, dat er boven lag, was niet verteerbaar, maar dit moest verwijderd worden om het eetbare, voedzame gedeelte, dat zich tusschen die huidjes in bevindt, het bladmoes, te bereiken.

Dit voedende bladmoes is eigenlijk niet, zooals de honig, bestemd om door de insecten opgegeten te worden; het is de voorraadschuur en de broodfabriek voor de plant zelve; wie het aantast, is dus een vijand. Een vijand in dit geval, die moeilijk te ontdekken is en die zich op de allerzonderlingste wijze schuil houdt.