Pagina:Heimans&Thijsse1907VanVlindersBloemenEnVogels 3rdedition.djvu/68

Deze pagina is gevalideerd

62

van die soort verdeeld kunnen zijn, hebt ge wel eens meer gehoord; maar wat wel iets bijzonders is en zoo heel vaak niet voorkomt, is, dat de meeldraden van de brandnetel zich plotseling uitstrekken, dat dan tegelijk de helmknoppen openspringen, en het stuifmeel een eind ver in de lucht wordt omhoog geslingerd. En merkwaardig is het, dat zoowat alle meeldraadplanten van zoo'n brandnetelboschje dit vrij wel tegelijk beginnen, als of ze het samen hadden afgesproken. Ze weten er tevens den besten tijd voor te kiezen, alsof ze begrijpen, dat ze met dit kostbare bloemenstof niet roekeloos mogen omgaan, of—'t ís uit met de brandnetels, en er komen geene nieuwe weer, als de oude dood zijn.

Als het te sterk waait, houden ze hun bloemen gesloten; dan zou het stuifmeel te snel en te ver worden weggevoerd; als het regent—geen denken aan stuiven; het meel zou met de droppels ter aarde vallen en nutteloos vergaan; als het windstil is—geen spoor van stuiven: het meel zou op dezelfde planten neervallen, waaruit het is omhooggeslingerd en dat was de bedoeling niet. Het moet op de vreemde netels met stamperbloemen neerdalen, die daar ginds in een groep bijeen staan.

Helder weer moet het zijn, een zacht frisch koeltje moet er waaien, dan stuiven de netels buitengewoon sterk; en ze beginnen al vroeg; soms vóór de zon opkomt; want die zou later met zijn heete stralen de stuifmeelkorrels doen verdroogen. Sta eens voor een enkele keer vóór dag en dauw op en zet u bij zoo'n brandnetelboschje neer; overtuig u van te voren, dat het boschje grootendeels uit meeldraadplanten bestaat en de bloemen nog niet opengesprongen zijn!

Daar schiet plotseling midden uit het groen een geel wolkje omhoog, alsof door een onhoorbare en onzichtbare boschgeest een pistooltje tusschen de netels werd afgevuurd;